Een van de manieren om het vetpercentage van je lichaam te meten is met de huidplooimeting. Hierbij wordt de dikte van de huidplooi op vier verschillende plaatsen van je lichaam gemeten. Door de gemeten huidplooien bij elkaar op te tellen kan een schatting worden gedaan over de totale vetmassa van je lichaam.
Bij de vierpuntsmeting worden de huidplooien gemeten op de volgende plaatsen :
- De biceps (aan de voorkant, in het midden van de bovenarm)
- De triceps (aan de achterkant, in het midden van de bovenarm)
- De subscapilaire huidplooi (onder de punt van het schouderblad)
- De supra-iliacale huidplooi (vlak boven de bovenrand van het heupbeen)
De huidplooi wordt met een hand vast gepakt en met de huidplooimeter wordt de dikte van de plooi gemeten. Genetisch is bepaald dat vrouwen meer vet met zich meedragen dan mannen. Het vrouwelijk lichaam heeft vetreserves (als energiebron) nodig bij een eventuele zwangerschap. Tijdens de puberteit beginnen vrouwen meer vet reserves op te bouwen. Het vetpercentage van een gezonde vrouw is gemiddeld dan ook hoger dan bij een gezonde man van dezelfde leeftijd.
Het percentage lichaamsvet wordt in de tabel van Durnin en Womersley (1974) afgelezen na het invullen van de som van de vier huidplooien, je leeftijd en geslacht. Deze tabel bevat gegevens voor personen vanaf 17 jaar.
Deze huidplooimeting voor het meten van je vetpercentage is een schatting omdat het gebaseerd is op de veronderstelling dat het vet regelmatig verdeeld is over het lichaam waardoor de dikte van de huidplooien een maat is voor de hoeveelheid subcutaan vet, die representatief is voor de totale hoeveelheid lichaamsvet.
De meting is afhankelijk van hoe je de huidplooi vastpakt en daarmee is het resultaat afhankelijk van de gebruiker. Er kan dus verschil zitten tussen de metingen. Omdat de sportarts deze meting regelmatig doet wordt de meting nauwkeuriger en is daarmee een hulpmiddel om je vetgehalte te meten.
In de tabel staan de waarden voor gezonde / normale vetpercentages voor mannen en vrouwen per leeftijdsgroep.
Leeftijd | Mannen | Vrouwen |
---|---|---|
20 – 39 jaar | 7% – 20% | 21% – 33% |
40 – 59 jaar | 10% – 22% | 23% – 34% |
> 60 jaar | 12% – 25% | 24% – 36% |